Millenniumdoel 1

Het uitbannen van extreme armoede en honger.

Het percentage mensen dat in extreme armoede leeft, moet in 2015 zijn gehalveerd ten opzichte van 1990. Extreme armoede betekent dat iemand minder dan US$1,25 per dag te besteden heeft. In 1990 leefden 1,8 miljard mensen in extreme armoede, dit is bijna 42 procent van de wereldbevolking. Minder armoede kan alleen worden bereikt als meer mensen aanvaardbaar werk hebben. Dit houdt in dat werk productief is en wordt uitgevoerd uit vrije wil onder gelijke en veilige omstandigheden. Juist in arme landen hebben mensen vaak werk wat slecht betaald of onveilig is. Dit probleem doet zich vooral voor onder vrouwen en jongeren.
In 2015 moet het percentage mensen dat honger lijdt ook zijn gehalveerd. In 1990 was eenderde van alle kinderen onder de vijf jaar ondervoed.

Huidige stand van zaken:

Minder armoede

Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft is gedaald van 1,8 miljard in 1990 naar 1,4 miljard in 2005. Als dit tempo zich voortzet, is een halvering haalbaar in 2015 en kan deze doelstelling worden behaald. De vooruitgang is echter zeer ongelijk verdeeld. Zo daalde in Oost-Azië de armoede sterk, van 56 tot 18 procent, vooral dankzij de sterke economische groei in China. In andere regio’s, zoals Sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië nam het percentage mensen dat onder de internationale armoedegrens leeft wel af, maar door de sterke bevolkingsgroei steeg het absolute aantal extreem armen. Wanneer deze trend zich doorzet, zal in 2015 nog altijd 1 miljard mensen in extreme armoede leven, ondanks de relatief sterke daling van armoede.

Aanvaardbaar werk

In 2007 had 77 procent van de mannen en 49 procent van de vrouwen in ontwikkelingslanden betaald werk. Het percentage werknemers dat minder dan US$1,25 dollar verdient is afgenomen van 30 naar 20 procent in 2007. De grootste daling vond plaats in Azië. De belangrijkste oorzaak is de stijging van de productiviteit, waardoor het inkomen omhoog is gegaan. In Sub-Sahara Afrika is er nauwelijks een stijging van de productiviteit, waardoor deze groep ‘werkende armen’ amper is gedaald. Het percentage werknemers dat aangewezen is op tijdelijke of onveilige banen is nauwelijks afgenomen. Nog steeds gaat het om de helft van alle werknemers, waarbij vrouwen in ontwikkelingslanden oververtegenwoordigd zijn.

Minder honger

Tussen 1990 en 2006 is matige vooruitgang geboekt in het bestrijden van honger. Het aantal ondervoede kinderen daalde van 33 naar 26 procent. China is hierin het meest succesvol en in Sub-Sahara Afrika gaat de vooruitgang het langzaamst. Zowel in Afrika als in Azië is het aantal ondervoede kinderen op het platteland veel hoger dan in de stedelijke gebieden. In het huidige tempo zal de doelstelling niet worden gehaald in 2015. De vooruitgang staat tevens onder druk door de wereldwijde prijsstijging van voedsel. De armen worden hiermee het meest getroffen. Ook de huidige wereldwijde economische crisis heeft een negatieve invloed.